HomeLijstKaart

Erfgoedhalte Oostvleteren - Elzendamme

De IJzer

Het Oostvleterse gehucht Elzendamme aan de IJzer was vroeger een strategische plaats op het kruispunt van de Burgweg Veurne-Ieper met de bevaarbare IJzer, aan de monding van de Poperingevaart en met de tramstationhalte op de lijn Ieper-Veurne. Sedert de rechttrekking van de rijksweg Ieper-Veurne en het bouwen van de nieuwe brug over de IJzer in 1954 raakte Elzendamme wat afgelegen.

De volkstelling van 1693 binnen de Kasselrij Veurne vermeldt reeds de namen van vier schippersfamilies uit Elzendamme. Het binnenhaventje van Elzendamme aan de IJzer met kade en scheepsbouwwerf was immers bijzonder goed gelegen. De schippers voeren toen met zogenaamde binnenlanders of binnenschepen met een beperkte tonnenmaat en trokken met een trekzeel zelf hun sleepboten voort op de jaagpaden. Dit was vaak een karweitje voor hun vrouwen, kinderen en paarden. Bij gebrek aan een goede wegeninfrastructuur was de binnenvaart voor onze agrarische regio het middel bij uitstek om goederen te vervoeren. Tot op vandaag is de landing ingenomen door het wegentransportbedrijf Stekelorum, nazaten van de bekende schippersfamilie Stekelorum. Op de afbeelding van begin 1900 zien we de boot La Beauté van Julien Stekelorum en Augusta Gouwy die gelost en geladen wordt in Elzendamme. Julien staat in het midden met grote hoed in het gezelschap van vrouw, kinderen en werkmannen.

In de onmiddellijke nabijheid, een 100 m noordwaarts, bevindt zich nog steeds, op het oude tracé van de oude Burgweg, de robuuste stenen brug over de Dode IJzer. Ze werd gebouwd tijdens het Nederlands bewind (1815-1830), vandaar de naam Hollandse brug. In het middeleeuwse Elzendamme was lange tijd alleen sprake van een overzetdienst met een ponte ofte back. Ook is er weet van een houten ophaalbrug die werd gebouwd in opdracht van het kasselrijbestuur van Veurne in de tweede helft van de 18de eeuw.

De Eversamabdij

Elzendamme lag vele eeuwen lang in de schaduw van de beroemde Eversamabdij. Deze Augustijnerabdij, gesticht in 1091, was één van de vijf Augustijnerabdijen die de Westhoek telde. Er bevonden zich ook vestigingen in Lo, Mesen, Voormezele en Zonnebeke. Zonder twijfel zal de abdij een sterke invloed gehad hebben op het reilen en zeilen van het nabije Elzendamme. Wellicht werkten Elzendammenaren mee aan de inbedding en bedijking van de IJzer en het bouwen van de plaatselijke dijken. Op de Ferrariskaart (ca. 1775) staat de Augustijnerabdij te Eversam.

De abdij overleefde verwoestingen door brand (1369) en plundering van beeldstormers en bosgeuzen (1566). De definitieve doodsteek van de Eversamabdij werd ingeleid door de gebeurtenissen van 25 april 1794: Franse sansculotten plunderden en stichtten brand. De uitdrijving van de monniken en de verkoop van de abdijgoederen lieten niet lang op zich wachten. Op dezelfde plaats werd later de grote hoeve van Eversam gebouwd. Bij delvingswerken ontdekte men de ijzeren poorten van de vroegere Eversamabdij. Deze afsluiting is nu nog de toegang tot de Eversamhoeve. In de zijgevel van het woongebouw bevindt zich nog het wapenschild van de Eversamabdij.

De Sint-Brigidakapel

Elzendamme bezat vroeger een gasthuis waar hospitaalbroeders instonden voor de opvang en verpleging van armen, zieken en ouderlingen, maar ook van pelgrims op weg naar de middeleeuwse bedevaartsoorden. De vroegste vermelding van het gasthuis dateert van 1303. Op de dischrekening van Oostvleteren van 1712 wordt het gasthuys van Elsendamme vermeld.

Aan het gasthuis was sinds begin 1500 een kapel verbonden, toegewijd aan de Ierse Heilige Brigida. Ze werd en wordt in de streek nog steeds aanroepen ter bescherming van het hoornvee. De kapel werd verwoest bij de inval van de Fransen in 1794. Het originele houten Brigidabeeld overleefde de verwoesting van de kapel en wordt momenteel bewaard en tentoongesteld in het Zuivelmuseum van Blankenberge. Op de kaart van E.H. Fricx van 1722 staat de Brigidakapel van Elzendamme en de Augustijnerabdij van Eversam afgebeeld.

De Elzendammemolen

De Elzendammemolen, oorspronkelijk een oliemolen en vanaf 1907 ook Viennes molen genoemd naar de eigenaar Bernard Vienne, behoorde tot het gehucht Elzendamme, maar bevond zich op de linkeroever van de IJzer op het grondgebied van Pollinkhove. In 1770 verleende keizerin Maria Theresia het verlangde octrooi aan brouwer Augustinus Verlende van het naburige Hoogstade.

De molen stond op een perceel cijnsgrond die eigendom was van het Godshuis van Elzendamme. De ligging was bijzonder interessant: op het kruispunt van de drukke calchie van Veurne naar Ieper met de IJzer. Koolzaad en lijnzaad konden aangevoerd en de olievaten geladen worden via boten. Molenaar Vienne noteerde in zijn maalboek dat na het verdwijnen van de naburige Ampoortersmolen aan de Boezingegracht in 1908 zijn omzet fors steeg van 2.971 naar 4.500 zakken.

In mei 1940, wanneer de geallieerden zich voor de Duitse opmars terugtrokken richting Duinkerke en de nabijgelegen Elzendammebrug opbliezen, werd ook de molen beschadigd. De herstelling liet, omwille van de oorlogsomstandigheden, op zich wachten en de zware storm op 14 november 1940 verwoestte uiteindelijk de gehavende molen.

De Tweede Wereldoorlog

Bij het begin van de Tweede Wereldoorlog werden alle IJzerbruggen (Roesbrugge, Lo-Reninge, Diksmuide, ...) door de vluchtende geallieerden opgeblazen, ook die van Elzendamme. De nabijgelegen woningen en het tramspoor en de molen liepen ernstige schade op. Binnen de kortste keren bouwden de Duitse genietroepen een pontonbrug.

Odon Leys, opgegroeid in Elzendamme, maakte als 12-jarige het opblazen van de brug mee: “Ik herinner me levendig de nacht van de verwoesting. Mijn grootvader was terminaal ziek en er was dus geen sprake van vluchten. Mijn grootmoeder, mijn moeder en ikzelf kropen onder een tafel toen het al te veel werd. Toen kwam de grote knal, de brug die in de lucht vloog, en alles werd meteen verschrikkelijk stil. Met de klaarte gingen we buiten kijken en daar kwam reeds vanuit Oostvleteren en te voet een pelotonnetje Duitsers onder leiding van een officier.”

Twee schippers van Elzendamme zagen hun boten tot zinken gebracht door de geallieerde troepen. De boot Jne Albert van Alphonse Comeyne (°1870), aangemeerd op de vaart Veurne-Nieuwpoort, werd op 29 mei 1940 door de Britten met dynamiet gekelderd. Eenzelfde tragisch gebeuren maakte schipper Albert Vanbeveren (°1916) mee met zijn sleepschip Jema.

Herbergen

De bloeiperiode van Elzendamme situeren we tussen 1850 en 1950. Niet enkel het havengebeuren maar ook het feit dat Elzendamme en omgeving een paradijs was voor jagers en vissers zorgde ervoor dat men er van heinde en verre kwam. Er was zelfs sprake van een groep pêcheurs de Lille.

Het was elke zondag kermis in het gehucht. Vissers, jagers en schippers hadden er hun vaste stek aan de toog of aan de eettafeltjes in de talrijke herbergen met toepasselijke namen: Het Huis van Commerce, Het Vissershuis, In de Tramstatie, Au Repos des Bateliers, A l’Avenue d’Eversam, Het Elzenhof, …

Fotogalerij erfgoedhalte Oostvleteren - Elzendamme