Op de parochie Watou lagen er tot aan de 18de eeuw maar liefst vijf heerlijkheden, elk met hun eigen heer, baljuw, schepenen en wethuis. Het bestuur van de heerlijkheid De Douvie vergaderde in het gebouw hiernaast, nu gekend als het ‘Douviehuis’, maar vroeger als brouwerij en herberg ‘Het Damberd’ - ‘Au Damier’ - ‘Het Schaeck’ - ‘Labey’. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was het een ‘Officers Restaurant’.
Heerlijkheid De Noordhoek vergaderde in ’t Hof van Commerce - ‘Au Centre’ (afgebroken in 1960 voor het gemeentehuis).Die van Cortewille in ’t Hommelhof, vroeger Sint-Joris-St-Georges. Heerlijkheid van Beauvoorde vergaderde in herberg ’t Boerenhol te Steenvoorde en de belangrijkste van parochie en graafschap Watou vergaderde in ’t Wethuys (zie afbeelding: tweede huis links), toen ‘De Gouden Leeuw‘ genaamd of ‘Le Lion D’Or’. Aan de gevel bevindt zich nu nog de geklasseerde schandpaal van Watou.
In de vorige eeuw waren de gemeentediensten ondergebracht op de Grote Markt 4 (zie afbeelding rechts, nu café Oud Gemeentehuis), van 1940 tot 1966 in de gemeenteschool en tenslotte van 1966 tot de fusies in 1976 in de nieuwbouw naast De Eendracht.
Aan de ene zijde bevindt zich de Grote Markt (Watouplein) met zijn voormalige administratieve en gerechtelijke functies en zijn herenhuizen en de andere zijde de Kleine Markt (zie afbeelding links) waar kleine werkmanshuisjes dicht tegen elkaar staan. In de volksmond sprak men van de boterhoek en de smouthoek. Wie leefde op de boterhoek werd ook aan die kant van de kerk begraven.
Loop even over het kerkhof en zoek de brouwers, burgemeesters, geestelijken en zakenmannen op. Wie goed kijkt, zal zien dat de kerkgevel en ramen rijker zijn uitgewerkt. De privé-ingang van de graaf is nu toegemetst, de torenklok heeft slechts één wijzerplaat, uiteraard aan de boterhoek… de kleine man aan de andere kant wist immers al lang hoe laat het was! Op de afbeelding zie je een ontvangstbewijs voor de betaling van een eeuwige vergunning op het kerkhof Sint-Bavo te Watou, afgeleverd door gemeenteontvanger F. Vancayzeele op 28 september 1905.
Tot aan de Belgische onafhankelijkheid waren alle wegen te Watou onverhard en tweederde van het jaar onbruikbaar. Vanaf 1836 werden er steenwegen aangelegd naar het Couthof, naar ’t Hooge (Poperinge) en naar Proven. Tegen 1907 waren de meeste buurtwegen verbeterd met steenslag of kasseien. Tot 1905 kon men enkel gebruik maken van de ‘Malle-Poste’, een openbare vervoersdienst tussen Poperinge, Watou en Roesbrugge. In 1901 werd de buurtspoorweg Poperinge-Watou-Proven-Roesbrugge-Beveren-Leisele-Houtem-Wulveringem-Bulskamp-Veurne-De Panne goedgekeurd. Op de afbeelding zie je de tramsporen en de tramhalte ‘Au Damier-Labey’. Een afbeelding van de tram in Watou hebben we nog niet gevonden.
Op 17 oktober 1905 kwam een stoomwagen met een rijtuig voor reizigers voor de eerste maal te Watou aan. Een rit naar Poperinge duurde 32 minuten, naar Roesbrugge 30 minuten. Verschillende herbergiers haalden de verfkwast boven en voegden ‘Tramstatie’ toe aan de naam van hun herberg. Na WO II werden de trams geleidelijk vervangen door bussen en met de modernisering van het wegennet in de jaren 1950 werden alle sporen van het tramverkeer letterlijk en figuurlijk uit het straatbeeld gewist.
In september 1921 werd het standbeeld voor de 51 gesneuvelden van WOI onthuld (44 soldaten en 7 burgers). Een ‘komiteit’ onder voorzitterschap van dokter Boedts, gemeenteontvanger Emile Bulthez als penningmeester en meester Emiel Butaye als ‘de ziel en de immer dienstwillige bestuurder der Vossen’ (Vlaamse Oud-Strijders) had een omhaling georganiseerd aan alle huizen van het dorp. Deze collecte bracht 9.492 fr. op. Met een toelage van 2.000 fr. van de gemeente kon alles betaald worden.
Een jaar eerder, op 10 mei 1920, werd op de markt het vaandel van de V.O.S. ingehuldigd tijdens ‘groote vaderlandsche feesten’. Op de foto links zien we het pamflet van meester Emiel Butaye met een fotocollage van de inhuldiging van het vaandel van V.O.S. Een maquette van het toekomstige oorlogsmonument, het vaandel en de aankondigingsaffiche zijn in de affiche verwerkt. De affiche is afgezoomd met de 51 gesneuvelden.
Onder de leuze ‘Geen land, geen stad, geen enkele woning waar Jezus’ hart niet heerst als Koning’ werd ook in Watou, op 10 juni 1934, het H. Hartbeeld plechtig ingehuldigd. De Grote Markt (Watouplein) stond vol mensen. Meer dan 40 H. Hartenbonden uit heel de provincie en gelijkaardige verenigingen uit Frans-Vlaanderen waren aanwezig. Iedere groep had een commissaris die hen de ganse dag begeleidde. Gans het dorp was versierd met bloemen en slingers. Om 10u was er een Plechtige Hoogmis in openlucht opgedragen door pastoor Cyriel Coghe. Burgemeester Georges Dejonghe sprak er de toewijding uit van de gemeente Watou aan het Heilig Hart. Om 15u werd het H. Hartbeeld onthuld, gevolgd door toespraken en gezangen. Om 17u was er een grote processie. Er werd een speciale tram vanuit Veurne en Poperinge ingelegd.
Op 17 augustus 1980 organiseerde het Feestcomité i.s.m. de Stad Poperinge en de Kunstkring Hoppeland de eerste Artiestenmarkt (zie foto), naar een idee van Guido Haerynck (beter gekend als de dichter Gwy Mandelinck). De mix van kunst in al zijn vormen en volksvermaak in het decor van een vergeten grensdorp sloeg aan. Meer dan 10.000 bezoekers ontdekten Watou. In 1983 kwam de opvolger met het ‘Artiestenrendeevoe’.
Uit beide evenementen groeiden de jaarlijkse Poëziezomers (en de opvolger Kunstenfestival Watou) en de driejaarlijkse Festivals van het Gregoriaans, die Watou een nieuw elan gaven.