In 1877 kocht de stad Poperinge bouwgrond (290-292 op de kaart) in de Komstraat aan om er een nieuwe gemeenteschool en een huis voor de onderwijzer te bouwen. Twee jaar later stonden de gebouwen er en werd de eerste onderwijzer van de Kouterschool benoemd. De Eerste Wereldoorlog maakte abrupt een einde aan het rustige, schoolse leven. Zo werd er een tijdlang in barakken lesgegeven. Maar ook het interbellum verliep voor de school allesbehalve vreedzaam. De Kouterschool werd in Poperinge gebruikt als een middel in de politieke strijd. De katholieke Poperinghenaar en de liberale Gazet van Poperinghe schuwden de grootspraak en beschuldigingen niet.
Door het dalend leerlingenaantal fusioneerde de Kouterschool op 1 september 1969 met het Sint-Stanislascollege. De school voor buitengewoon lager onderwijs verhuisde twee jaar later naar de lokalen in de Komstraat. Vanaf 1982 is er sprake om de school tot jeugdcentrum om te vormen. Na het schooljaar 1984-1985 verlaat de school voor buitengewoon lager onderwijs definitief de schoolgebouwen.
De jeugdraad van Poperinge werd in 1977 opgericht als officieel adviesorgaan van de stad voor en door jongeren. Zes jaar later werd Ludo Mazereel de eerste jeugdconsulent van de stad. De toegenomen aandacht voor jongeren in die periode was niet toevallig. Op het einde van de jaren 1970 kampten heel wat Poperingse jeugdbewegingen met een lokalentekort. En ook niet-georganiseerde jongeren zochten een plek om samen te komen.
Om aan die vragen te voldoen werd beslist om vanaf 1 juli 1985 de schoolgebouwen van de Kouter om te bouwen tot een open jeugdcentrum. Het centrum zou snel uitgroeien tot een ontmoetingsplaats voor alle Poperingse jongeren met jeugdateliers, speelruimtes, vergaderlokalen, een polyvalente zaal, bar …
De polyvalente zaal van de Kouter was bedoeld als vergaderruimte voor verenigingen en waar kaartavonden konden georganiseerd worden. Maar in de jaren 1990 bleek een aantal zalen niet meer geschikt voor jongerenfuiven. De Gilde mocht men enkel nog voor privéfeest gebruiken en ook de zaal van hotel Belfort kreeg een andere bestemming. Voor kleinere fuiven was Maeke Blyde veel te groot en niet iedere vereniging zag het zitten om buiten de stad iets te organiseren. De Kouter werd dus steeds vaker als fuifzaal gebruikt.
Problemen rond nachtlawaai door minder goede isolatie werden in 2003 aangepakt. De stad investeerde in geluidsdichte deuren, dubbel glas en een speciale dakconstructie. Een luchtverversingsinstallatie moest ervoor zorgen dat de temperatuur in de zaal aangenaam bleef. Toiletten aan de overkant van het koertje en het daaraan gekoppelde lawaai zorgde er echter voor dat er gekozen werd om een modern jeugdcentrum te bouwen. Op 12 februari 2011 werd Kouter bye bye de laatste fuif in het oude schoolgebouw.
De naam van het jeugdcentrum en jeugdhuis gaat ver terug in de tijd. De term kouter verwijst naar de oudste akkerlanden van een dorp of stad, waar in een drieslagstelsel aan landbouw werd gedaan. Deze vruchtbare gronden vinden we aan de rand van de beekvallei, waar er geen overstromingen voorkomen. Dit is hier aan de Komstraat het geval aan de rand van de lage, natte meersen van de Vleterbeek, nu omgevormd tot het stadspark.
Voor de bouw van de nieuwe fuifzaal werd in 2010 een archeologisch onderzoek uitgevoerd op het terrein om na te gaan of er middeleeuwse of oudere bewoning was geweest. Het oudste spoor was een structuur in ijzerzandsteen. Deze stenen, ontgonnen in de West-Vlaamse heuvels, werden gebruikt voor de eerste stenen gebouwen in de regio. Pas in de 13de eeuw werd dit vervangen door baksteen. De structuur vormde een dubbele haard van een woning die voor de rest in vakwerk werd gebouwd. Deze haard was in steen gebouwd om het brandgevaar te verkleinen.
In een latere fase was er een woning aanwezig in baksteen, waarvan enkel de kelder nog in de ondergrond aanwezig was. Door de grootte van de gele bakstenen kunnen we deze woning dateren in de 14de of 15de eeuw. Ook de afvalkuilen rondom deze woning (zie verkleuringen op de afbeelding) en de opvullingsvondsten uit een oude waterput wijzen naar deze periode.
In 1887 ontwikkelde Ludwik Lejzer Zamenhof het Esperanto. Deze kunstmatige taal is speciaal ontworpen om mensen uit verschillende culturen met elkaar te laten communiceren. Hoewel de oorspronkelijke doelstelling niet gehaald werd, kende de taal van Zamenhof wereldwijd aanhangers. Zo ontstond in Poperinge in de jaren 1930 een Club Esperantista, genaamd De Keikoppen. De leden droegen een kenteken op hun revers en werkten aan de lokale promotie van hun wereldtaal. Ze nodigden de Nederlander Henk Thien uit om een cursus Esperanto te geven.De eerste les, een gratis proefles, werd op 18 januari 1938 in de Kouterschool gegeven. Of alle 16 lessen uiteindelijk plaatsvonden en hoeveel cursisten een diploma behaalden, is niet bekendgemaakt.
De Kouterschool werd destijds als gemeenteschool opgericht. Vandaar dat de gemeenteraad het schoolreglement moest goedkeuren. Het reglement uit 1922 bevat een aantal leuke en opvallende passages.
- De onderwijzer moet zijn leerlingen de verkleefdheid aan de grondwettelijke vrijheden inboezemen.
- Het is aan de onderwijzer verboden vergaderingen met lichtbeelden voor goochelkunst te beleggen, leerlingen met boodschappen buiten de school te belasten en om geschenken van leerlingen aan te nemen.
- Leg geen lichamelijke of andere straffen op die de kinderen zouden kunnen ontmoedigen.
- De onderwijzer doet beroep op het volledige aanschouwingsvermogen van het kind inzonderheid op zijn lichamelijke, zijn sensorische werkzaamheid en op zijn spierkracht.
- De speeltijd is bedoeld om te spelen, maar niet om dwaas te spelen.
- Op straat mogen de leerlingen niemand nagapen, naroepen of nawerpen.