Ludovicus Bakelandt werd geboren in 1774 in het gehucht de Stinkputten te Lendelede, uit een verhouding tussen zijn vader en diens stiefdochter. In 1799 sloot hij zich aan bij het Franse leger. Hij deserteerde in 1801 en vluchtte naar het Vrijbos. In die tijd strekte het bos zich over ongeveer 2.000 ha uit. Daar werd hij lid van een roversbende waarin hij zich al snel kon opwerken tot leider. Hij boezemde door zijn voorkomen schrik in: hij was groot van gestalte en had talrijke littekens.
Bakelandt en zijn bende werden beschuldigd van overvallen en moorden. Franse speurders zochten een lange tijd tevergeefs naar de gevreesde crimineel. Vele mensen in de omgeving hadden iets te maken met de bende waardoor ze niet geneigd waren de rovers aan te geven. Wanneer Bakelandt vermoedde dat één van zijn bendeleden hem wilde verraden, schrok hij er niet voor terug om die rover in koelen bloede te vermoorden.
In 1802 kwam er een eind aan de wreedheden van de bende. Ze werden verraden door één van hun leden. Vlak voor zijn onthoofding bekende Bakelandt publiekelijk zijn schuld en vroeg hij om vergiffenis voor al zijn misdaden.
Onder impuls van E.H. Louis Joye, medepastoor van Langemark, werd in 1981 een comité opgericht met het doel jaarlijks een stoet te organiseren. Het was de bedoeling om de jaarlijkse braderiefeesten, Super Boem genaamd, nieuw leven in te blazen. Aangezien Langemark aan de grens van het toenmalige Vrijbos is gelegen én de gemeente meerdere keren vermeld wordt in de volksverhalen omtrent Bakelandt, was het thema vlug gevonden.
De periode waarin Ludovicus Bakelandt leefde, was een stuk bewogen geschiedenis uit ons verleden met de Boerenkrijg, de Franse bezetting, de kerkvervolging … Op zondag 13 juni 1982 werd de eerste Bakelandtstoet georganiseerd. Er stapten ongeveer 400 figuranten door de straten van het centrum. Zeven jaar later, tijdens de 5de Bakelandtstoet, was het aantal figuranten al opgelopen tot 1.000. Naast de 140 paarden waren er nog talrijke andere dieren van de partij zoals honden, ezels, geiten, koeien ...
Na de 10de stoet in 2002 besloot het Bakelandtcomité wegens financiële redenen om over te schakelen naar driejaarlijkse historische evocaties tijdens de Bakelandtfeesten, afgewisseld met theaterwandelingen of een Bakelandtzoektocht.
In de eerste helft van de 19de eeuw werd er door de familie de Patin een kasteel in neogotische- en neorenaissancestijl gebouwd (zie afbeelding). Het kasteel was omgeven door een groot park waarvan het huidige Vijverpark deel uitmaakte. In het park bevond zich een romantisch brugje. Ter gelegenheid van de eerste en plechtige communie werd het kasteelpark opengesteld voor het publiek. Hiervan maakten de ouders van de communicanten dankbaar gebruik om een mooie foto te (laten) maken van hun kinderen. In de winter van 1890 had op de dichtgevroren vijver van het kasteeldomein een groot feest plaats, waarbij er volop werd geschaatst en aan de inwoners van Langemark wafels werden uitgedeeld.
De woning, de bijgebouwen en het park werden echter door de oorlog totaal vernield. Na de Eerste Wereldoorlog liet de ongehuwde burggraaf Raoul Cotteau de Patin, die toen ook burgemeester van Langemark was, het kasteel in een weliswaar minder sierlijke bouwstijl weder opbouwen, dit om de vergoeding voor oorlogsschade te kunnen opstrijken. De burggraaf was een groot autoliefhebber. In de bijgebouwen van het kasteel stonden er verschillende personenauto’s, meestal de nieuwste modellen die toen op de markt waren.
Na de Tweede Wereldoorlog werden de eigendommen door de erfgenamen verkocht aan vastgoedhandelaars. Het kasteel en een deel van het park werd door de gemeente aangekocht, de rest werd verkaveld als bouwgrond. Sinds oktober 1960 (zie artikel uit Het Ypersche Nieuws) bevindt zich in het kasteel het gemeentehuis.
Het waren enkele vooruitziende boeren die in juni 1906 de handen in elkaar sloegen en de coöperatieve Stoommelkerij Sint-Paulus uit de grond stampten. Doel van de onderneming was de verwerking van melk tot boter. Dagelijks werd er melk opgehaald bij de boeren. Hoewel de scepsis in de streek heel groot was, groeide het aantal aandeelhouders van de coöperatieve snel. In 1910 draaide de melkerij al een omzet van 626.000 toenmalige franken. De groei werd daarna vertraagd door de twee wereldoorlogen. Pas vanaf de jaren 1950 begon de expansie. Op de foto poseert het voltallige personeel in de eerste werkkledij. In juli 1966 vond er een zware ontploffing plaats in de melkerij (zie artikel uit Het Ypersche Nieuws).
Waar vroeger alleen boter industrieel gemaakt werd, begon men ook consumptiemelk te verwerken. Daarna kwamen een reeks grote overnames en fusies tot stand. Zo werd Sint-Paulus achtereenvolgens Dixmuda-Langemark, Inco-Ysco, Belgomilk en Milcobel. Vandaag is het bedrijf één van de grootste melkerijen van het land. Van de melk wordt nog altijd boter gemaakt, maar ook kaas en melkpoeder.
Het stationsgebouw met twee verdiepingen werd opgetrokken bij de aanleg van de spoorlijn Ieper-Torhout in de periode 1870-1880. Het perron was overdekt met een gietijzeren constructie. Er waren twee sporen. Er is gasverlichting voorzien en voor de wachtende reizigers zijn rustbanken geplaatst.
Op 22 april 1915 veroveren de Duitsers Langemark. Op de afbeelding poseren Duitse soldaten ’s anderendaags bij het stukgeschoten station. Op de prentbriefkaart, verstuurd op 9 mei 1922, staat een houten barak die dienst doet als station. Op een houten plank staat geschilderd 'Station Langemarck'.
In 1955 werd de spoorlijn voor personenvervoer in Langemark afgeschaft. Tot 2006 werd het goederenmagazijn gebruikt als brandweerkazerne. Tegenwoordig is Den Trein er gevestigd, een strijkatelier van het OCMW.
Het is niet gekend wanneer Den Tap ‘voor het eerst’ gebouwd werd. Na de Eerste Wereldoorlog werd de zaal identi ek heropgebouwd. Er vonden verschillende bijeenkomsten plaats. De melkerij hield er de jaarlijkse vergadering voor de aandeelhouders. Andere activiteiten waren o.a. de Guldensporenherdenking, de voorstellingen van de toneelvereniging De Sint-Jansgilde, de zesdaagse op rollen, eetfestijnen en de hulde van muziekvereniging Sint-Cecilia.
Sportverenigingen, zoals basketbalclub Rapid, hadden hun terrein aan Den Tap. De spelers verkleedden zich in een klein gebouw naast het plein of in het aangrenzend café Sint Joseph. Na de wedstrijd konden zij beschikken over een geëmailleerd kommetje met koud water om zich te wassen. In de jaren ‘60 vestigde zich een Nederlands confecti ebedrijf in Langemark onder de naam Necolan. Het naaiatelier bevond zich op de bovenverdieping van Den Tap.
In de jaren ‘70 werd de zaal met bijgebouwen afgebroken en werd een nieuwe sporthal en ontmoetingscentrum gebouwd.