Minstens 10.000 jaar geleden, misschien zelfs 30.000 jaar geleden, werd de vallei van de Heidebeek door de prehistorische mens gebruikt als kampplaats. Dat weten we dankzij het werk van enkele amateurarcheologen uit Haringe, waaronder Remi Delerue (zie foto links met Romeinse dakpan in de handen) en Marc Paelinck. In de jaren ’70 en ’80 van de 20ste eeuw verzamelden ze archeologische voorwerpen door het geduldig afspeuren van de akkers in de omgeving. De aanwezigheid van een concentratie van Romeinse dakpannen en brokken ijzerzandsteen doen ons vermoeden dat er in de Montefoulstraat een Romeinse villa stond.
Met behulp van lieslaarzen onderzochten sommigen zelfs de bedding van de Heidebeek op de aanwezigheid van sporen van vroegere bewoners. Naast bewerkte silexen, het werkmateriaal van de prehistorische mens, werd ook aardewerk uit de IJzertijd en Romeinse periode gevonden. Het materiaal spoelde door de erosie in de loop van de volgende eeuwen vanop de steile hellingen aan de Belgische zijde van de grens in de beek (zie foto rechts).
Deze vondsten wekten de belangstelling op van vele onderzoekers uit Vlaanderen, maar tot een echte archeologische opgraving is het nooit gekomen. Enkel bij grote bouwwerkzaamheden wordt vandaag nog archeologisch onderzoek uitgevoerd, waardoor de informatie over het verleden van Haringe voorlopig in de ondergrond bewaard blijft .
Vroeger was er van een dorpskern in Haringe nauwelijks sprake. Bij de telling van de gebouwen in 1856 werden er in de kern amper 5 huizen geteld. Daarnaast waren er nog 70 hofsteden, 7 molens en 115 alleenstaande huizen verspreid over het grondgebied. In 1870 werd de Dorpsstraat aangelegd (nu Haringeplein, zie foto van begin 20ste eeuw rechts). Daarvoor was er zelfs geen straat langs de Sint-Martinuskerk. Wanneer deze kerk precies werd gebouwd, is niet met zekerheid te zeggen. Vermoedelijk dateert ze van de 11de eeuw. De kerk zou volgens verhalen platgebrand zijn door de Fransen in 1071, wanneer de eerste Slag bij Cassel plaatsvond. Het oudste document met betrekking tot de kerk dateert echter van 1147. Het kerkgebouw kreeg zijn huidige laatgotische vorm in de periode 1590-1600. De crypte werd gebouwd met herbruikt Romeins bouwmateriaal.
Een opmerkelijk bouwwerk in Haringe was “’t Huus van Plaisance” (zie tekening links en de gebouwengroep rechts van de kerk op de kaart hieronder) in de Haringestraat ten oosten van de St.-Martinuskerk. Het werd gebouwd rond 1537 door de heren van Gistel die veel grond bezaten in Haringe. Het stond vooral gekend als het “Blauwhuis”. Niet omdat het iets met smokkel te maken had, maar omdat het bedekt was met blauwe schaliën in plaats van het gebruikelijke stro. Het blauwhuis werd in 1849 vervangen door een moderner woonhuis. Een aanbouw van 1770 is bewaard gebleven.
Op een hoeve aan het kruispunt van de Heybrugstraat en de Haandekotstraat (zie de gebouwengroep rechts bovenaan de kaart) stond tot voor de Tweede Wereldoorlog een mouttoren (zie achtergrond foto links met Walter Kinget die zijn land aan de Haandekotstraat aan het ploegen is). Brouwerij De Verbroedering was het levenswerk van Julien Mostaert, de oudste zoon van een boer-koopman uit Abele. Een familiaal succesverhaal leek in de maak: samen met zijn jongste broer Firmin (°1886) haalde hij graan op aan de kade van Roesbrugge om bier te brouwen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog hadden Julien en zijn echtgenote Eugenie Lacante de handen vol met het opvangen van vluchtelingen. In 1920 verlieten ze de brouwerij. Waarom is niet duidelijk. Firmin bleef wel: samen met zijn neef Gaston ging hij het bier van andere brouwers verdelen, onder andere dat van Van Eecke uit Watou. In 1940 werden de oude gebouwen van De Verbroedering gesloopt en viel definitief het doek over een van de 6 brouwerijen die Roesbrugge-Haringe ooit rijk was.
Jules Leroy werd op 8 augustus 1858 geboren in de hoeve Roger Blanckaert in de Nachtegaalstraat in Haringe. Toen hij zeven jaar oud was, verhuisde het gezin naar Beveren-IJzer. Hij werd priester gewijd in 1884 en werd vervolgens leraar in Brugge. Daar schreef hij ‘Karel de Blauwer’, gebaseerd op herinneringen uit zijn jeugd. Later werd hij onderpastoor in Staden. In 1910 ging hij aan de slag als pastoor in Wulpen en in 1933 werd hij ‘rustend pastoor’ in Veurne.
Naast ‘Karel de Blauwer’ schreef hij ook ‘Pieter de Pensejager’ en ‘Zeisels en vertellingen’.
‘Pieter de Pensejager’ gaat over de lotgevallen van een stroper. Net als voor ‘Karel de Blauwer’ haalde hij zijn inspiratie uit het leven zelf. Hij bracht een aantal beruchte stropers samen en bleef ze van druppels en pijptabak voorzien tot de straffe stropersverhalen naar boven kwamen. ‘Zeisels en vertellingen’ bestaat uit 8 delen en bevat allerhande volksverhalen, waarvan hij er veel optekende uit de mond van een ‘boerenverteller’, een verteller die rondtrok van hofstede naar hofstede om er tegen betaling verhalen te vertellen. Jules Leroy overleed in Veurne op 15 november 1939.
Om Frankrijk te bereiken moesten smokkelaars de Heidebeek of de Zwijnbeek over. Op het eind van de Heybrugstraat ligt een oud metalen voetgangersbrugje over de Heidebeek (zie foto midden). Het vormt de enige grensovergang in Haringe en werd vroeger dan ook druk gebruikt door smokkelaars. De laatste jaren was het brugje vooral in trek bij wandelaars en fietsers. Begin maart 2012 werd het brugje echter losgerukt van zijn sokkels door een overstroming van de Heidebeek.
Vanaf de jaren ’30 werd er steeds meer gesmokkeld per auto. Smokkelaars bouwden zelf een brug met metalen liggers en houten balken om de vier meter brede beek te kunnen overrijden. In 1933 liep het eens verkeerd af en kwam de zware smokkelwagen in de Heidebeek terecht (zie artikel rechts).
Vlakbij het brugje ligt café d’Heybeke (zie foto links). In de hoogdagen van de smokkel was het café door zijn ligging een uitgelezen plaats voor de blauwers of smokkelaars om samen te komen en plannen te smeden. Wandelaars kunnen er nog steeds terecht om hun dorst te lessen.
Vlakbij de kerk mag een alerte bezoeker zeker het graf van dorpspastoor Joris Declercq, beter gekend als Djoos Utendoale, niet zomaar voorbij gaan. Bijzonder aan dit graf is dat Joris Declercq de grafsteen zelf ontwierp. De steen stond zelfs enkele jaren in zijn pastorie. “Om eraan te wennen,” argumenteerde hij toen.
Joris Declercq werd geboren op 27 maart 1921. Na zijn schooltijd trok hij met zijn vader mee als huisschilder. Hij volgde 's avonds les bij kunstschilder Jules Boudry in Poperinge. Joris Declercq kon niet alleen uitzonderlijk goed tekenen en schilderen (zie schets rechts), hij speelde ook uitstekend viool. In 1943 verliet hij Westouter om voor priester te studeren in Bitsingen (Limburg). Zijn non-conformistisch gedrag bezorgde hem daar al af en toe last. Zijn priesterwijding werd zelfs 3 maanden uitgesteld. Enkele maanden na zijn wijding in 1950 trok hij als pater van het Heilig Sacrament naar Burundi. Hij bleef er 21 jaar.
In november ‘74 keerde hij naar Vlaanderen terug. Hij wilde in de Westhoek dorpspastoor worden. Op 17 januari werd hij plechtig ingewijd. In het begin wekte de pastoor met fluwelen broek, dikke anorak, baard en lang haar opzien in Haringe. Maar al snel werd de charismatische pater het gezicht van Haringe (zie foto midden met pastoor Declercq en koster Jozef Geysens na een misviering en foto links tijdens de heropening van de kerk in 1981). Hij bracht Haringe weer tot leven. Joris Declercq overleed op 4 december 1981 in het ziekenhuis van Roeselare.