Erfgoedhalte Loker

Van Jongensschool tot OC

In Loker werd de hedendaagse jongensschool opgericht in 1827 en toevertrouwd aan een schoolmeester. Voordien was dit het werk van de koster. Rond 1874 kreeg men er de zusters van de H.-Familie uit Ieper als buren, die zich bezighielden met het basisonderwijs voor kleuters en meisjes. In de volgende decennia evolueerden zowel de organisatie als de inhoud van het onderwijs.

Na de verwoesting in 1918 vond de school onderkomen in een noodgebouw, een voormalige Britse barak. In 1926 kwam de nieuwe jongensschool in gebruik (afbeelding bouwplan uit 1925), ongeveer op de plaats van de oude, onder leiding van meester Gerard Dumon. Ten opzichte van de woning van de hoofdonderwijzer oogde de schoolinfrastructuur, met slechts één volwaardige klas, eerder bescheiden.

In 1963 werd de jongensschool overgelaten aan het Sint-Stanislascollege te Poperinge, dat kort daarna een modern en groter gebouw optrok met langs de straatzijde ook de vrije bibliotheek ‘Sint-Joris’. Na de samensmelting met eerst de meisjesschool te Loker (1976) en nadien ook de vrije scholen van De Klijte en Kemmel (1980), werd dit gebouw stilaan minder noodzakelijk. De gemeente Heuvelland organiseerde er in 2007-’09 de dienst voor buitenschoolse kinderopvang en heeft het nu omgebouwd tot ontmoetingscentrum. Het basisonderwijs te Loker wordt sindsdien gegroepeerd in de vroegere meisjesschool aan de Sint-Petruswegel.

Kerkomgeving

De dorpskern van Loker is uniek gelegen tussen Rodeberg en Kemmelberg en is dan ook één van de meest gefotografeerde plaatsen van Heuvelland. De opvallende toren van de Sint-Pieterskerk werd na de Eerste Wereldoorlog herbouwd naar het laatgotische model (ca 1500). De volledige dorpskern was in 1918 verwoest en werd hoofdzakelijk in de jaren 1920 opnieuw opgetrokken. Zodra de huiseigenaars vanwege de Belgische overheid de nodige herstelvergoeding kregen, lieten ze hun eigendommen in serie herbouwen. Vandaar dat er nogal wat eenheidsbebouwing voorkomt. De mooiste gevels zijn die van vroegere gemeenschapsgebouwen, met name de pastorij en het huis van het schoolhoofd, beide in neogotische vormgeving.

Loker telde vroeger meer dan tien herbergen met kleurrijke namen als ‘De vier winden’ of ‘De Goede Vrouw’. Een aantal daarvan bevonden zich buiten het centrum, bij de Bruloze of Lokerhoekjes. Sommige werden gecombineerd met een andere activiteit, zoals een winkel. Bij andere was de uitbater tegelijkertijd ook brouwer. Een voorbeeld daarvan is ‘Het Schild van Hoorne’ aan de Dranouterstraat. Enkele herbergen werden later verbouwd tot woonhuis. Drie daarvan (zie afbeelding) werden eind jaren 1970 omgevormd tot een dorpshuis met de naam ‘De Galoye’. Nu dit gebouw een opvolger heeft, krijgt deze locatie binnenkort een nieuwe bestemming.

Galooie-motte

De ontstaans- en bewoningsgeschiedenis van de Galooie-motte moet wellicht verbonden worden met het geslacht Béthune dat omstreeks 1200 in het bezit kwam van de heerlijkheid Loker. De heren van Loker wierpen vermoedelijk in de 13de eeuw op de oostelijke glooiing van de vallei van de Galooiebeek een motte of een kunstmatig aangelegde aarden heuvel op. Centraal stond de houten toren. Een goede reconstructie hiervan is vandaag nog te zien in Lüneburg, een stad in het noorden van Duitsland (zie foto). Nog tijdens de 13de eeuw werd die toren met gele baksteen omgebouwd. Er is de hypothese dat de motte nooit bewoond werd, maar eigenlijk een prestigebouwwerk was van de heren van Loker om hun ‘macht’ aan te tonen. Aan het begin van de 15de eeuw kwam deze heerlijkheid in handen van de familie Hornes. In dezelfde periode werd het materiaal van de oude toren gerecupereerd om een nieuwe constructie te bouwen. De motte is gesitueerd op 700 meter van het Lokerhof (Dranouterstraat), het eigenlijke centrum van de middeleeuwse heerlijkheid. Een uitgedroogde gracht omsluit de motte die een diameter heeft van ca. 40 meter en een hoogte van 4,5 meter.

Op de Galooie-motte werden omstreeks 1900 door J. Claerhout enkele beperkte opgravingen uitgevoerd. De Nationale Dienst voor Opgravingen verzorgde in 1976-1977 een uitgebreide opgravingscampagne waarbij onder meer een Romeins brandrestengraf ontdekt werd. Dit is een kuil waarin een selectie van de as van de gecremeerde overledene en een deel van de brandstapel werden gedeponeerd.

De Galooie-motte is een belangrijk landschappelijk herkenningspunt met een grote historische waarde. Daarom werd desite al in 1981 als monument beschermd.

Kasteel op het Lokerhof

In Loker zijn drie locati es waar ooit een kasteel heeft gestaan. Het belangrijkste stond halfweg tussen Loker en Dranouter en had de naam ‘Het Groot Lokerhof’. De eigenaars waren de ‘Heren van Loker’ sinds minstens de 12de eeuw. Deze Heren van Loker behoorden tot de sociale topklasse in het Graafschap Vlaanderen. Zo werd Walter van Loker in 1127 samen met de graaf van Vlaanderen, Karel De Goede, vermoord in de Sint-Donaaskerk te Brugge.

Het Lokerhof was opgedeeld in een opperhof en een neerhof. Recent archeologisch en geofysisch onderzoek heeft uitgewezen dat de restanten van deze site nog bewaard zijn in de ondergrond. Het geofysisch onderzoek brengt de locatie van de gracht rond het kasteel goed in beeld (zie afbeelding). Er wordt zelfs duidelijk dat het opperhof ook beschikte over een palissade. Het kasteel echter lijkt volledig verdwenen, nadat het in 1582 een eerste keer werd verwoest en het nieuwe werd afgebroken tussen 1778 en 1792.

Het archeologisch onderzoek van juli 2012 bracht vooral de boerderijfase uit de 18de-19de eeuw aan het licht. Er werd echter ook een haard in ijzerzandsteen gevonden, waardoor duidelijk is dat het oorspronkelijke neerhof uit de 12de eeuw ook op deze plaats was gevestigd (zie afbeelding). Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd het Lokerhof volledig vernield tijdens het Lenteoff ensief in 1918. De nieuwe boerderij werd opgetrokken ten noordwesten van de oude hoeve.

Private Byers, shot at dawn

Tijdens de oorlog werden duizenden processen gevoerd tegen mannen die beschuldigd werden van lafheid en desertie. Het Britse leger voerde in totaal 346 executi es uit. Het is opvallend dat slechts 3 veroordeelde officieren effectief werden geëxecuteerd. De anderen zijn gewone soldaten – zogenaamde privates - of arbeiders. De meestenmoeten het tijdens hun proces zonder enige verdediging stellen. Loker is het dorp waar ti jdens de Eerste Wereldoorlog de meeste executies werden uitgevoerd in Heuvelland. De terdoodveroordeelden werden in de vroege morgen door eenheden van hun eigen regiment gefusilleerd. Vandaar de term “shot at dawn”.

In Loker vinden we 5 graven van terdoodveroordeelden terug:

Locre Churchyard Cemetery:
1) Pte Joseph Byers, 1st Bn. Royal Scots Fusiliers +06/02/1915, I. A 1
2) Pte Andrew Evans, 1st Bn. Royal Scots Fusiliers +06/02/1915, I. A 2
3) Pte G. E. Collins, 1st Bn. Lincolnshire Regiment, +15/02/1915, I. B 1

Locre Hospice Cemetery:
4) Pte D J. Blakemore, 8th Bn. North Staff ordshire Regiment, +09/07/1917, I. A 22
5) Pte W. Jones, 9th Bn. Royal Welsh Fusiliers,+25/10/1917, I. C 4

Hun misdaad was meestal het gevolg van een psychische aandoening, die we vanaf 1916 kennen als “shell shock”. Vandaag spreken we van een postt raumati sche stressstoornis (PTSS).

Volgens de overlevering werd de doodstraf minstens één keer uitgesproken in de kapel van het Sint-Antoniusgesticht. Dat leidt tot heft ig protest van de religieuze gemeenschap omdat dergelijke prakti jken niet horen in “het Huis van God”. Verschillende Lokernaars waren getuige van de executi e van Byers en Evans, die heeft plaatsgevonden op 6 februari 1915 in de weide achter de hoeve Six (zie afb eelding: hoeve Six in de Ieperstraat met ernaast de gebouwen van de brouwerij).

Het landbouwleven

Met alleen in het centrum enige bebouwing, is Loker een landelijk dorp bij uitstek. De landbouw is er nog steeds beeldbepalend, maar maakte in de 20ste eeuw een sterke evolutie door. De jaren 1920 werden gekenmerkt door het herstel van de verwoesting van de Eerste Wereldoorlog. Overal moesten immers loopgraven, bomkraters en oorlogsmaterieel verwijderd worden, een werk dat vooral met de hand gebeurde. De Belgische staat moedigde dit aan via herstelpremies en prijskampen. Deze ogenschijnlijk ondoenbare karwei was al na enkele jaren geklaard.

Nadien werd de defi niti eve overgang van eigen voedselvoorziening naar marktgerichte bedrijvigheid heel duidelijk. Op de foto zie je een tractor met ijzeren wielen uit de jaren 1930, maar de doorgedreven mechanisati e en schaalvergroti ng kwam er vooral na 1945: veel minder landbouwers werkten voortaan op veel grotere bedrijven; het beroep van landbouwwerkman is bijna verdwenen, net zoals arbeidsintensieve nijverheidsgewassen zoals hop.

Ook het dorpsleven veranderde. Voorheen leefden de meeste inwoners uitsluitend op en rond het dorp, vaak verbonden met de landbouw. Stilaan trokken meer mensen voor werk of inkopen naar verdere oorden; vanaf 1928 konden ze daartoe de autobus nemen. Enkele dorpelingen konden ook een graantje meepikken met de opkomst van het toerisme. In het centrum was er enige tijd het vakantiehuis Karel de Goede en verder vooral de zaal De Scherpenberg op de gelijknamige heuvel.

Fotogalerij erfgoedhalte Loker