Erfgoedhalte Langemark - Gemeentehuis

200 jaar burgemeesters

Voor de Tweede Wereldoorlog kwamen burgemeesters meestal uit families van adel, notarissen, grootgrondbezitters, herenboeren of industriëlen (o.a. bierbrouwers). Je moest immers een flink stuk belasting betalen (cijnskiezer) of een eerbiedwaardige titel dragen (capaciteitskiezer) om in aanmerking te komen. Pas na de Tweede Wereldoorlog kwam er een democratisering van het ambt.
Soms ging de burgemeesterssjerp over van vader op zoon. Zowel in Langemark als in Bikschote en Poelkapelle bestuurde één en dezelfde persoon voor vele jaren de gemeente. Vrouwelijke burgemeesters zijn er tot op heden in Langemark of in de fusiegemeenten Poelkapelle of Bikschote niet geweest.

De allereerste traceerbare ‘maire’ (meier) of burgemeester van Langemark in de Franse periode was Antoine Vanderhaeghe (1796-1801) en van Bikschote was dit Carolus Dehuijssere (1798-1802). Poelkapelle wordt op 3 mei 1904 een gemeente en Henri Nevejan is er de eerste burgemeester (1904-1911).
Langemark-Poelkapelle is ontstaan uit een fusie van drie gemeenten. In 1971 was er een eerste fusie tussen het toenmalige Langemark en de eveneens landelijke gemeente Bikschote. Tijdens een tweede fusieoperatie in 1977 breidde het grondgebied van Langemark zich nog verder uit met de gemeente Poelkapelle. De laatste burgemeester van Bikschote was Fabien Peene (1947-1971) en van Poelkapelle was dit Jozef Cornillie (1972-1976).

Het symbool van het burgemeesterschap is de Belgische driekleur of ‘tricolore sjerp’ met kwast: zwart bovenaan, geel in het midden en rood onderaan, terwijl de schepensjerpen alleen een geel-zwarte kleur hebben. Op de sjerp staat de Vlaamse Leeuw.

Inhuldigingsstoeten voor nieuwe burgemeesters

De notabelen van het dorp werden vroeger op bijna goddelijke wijze vereerd. Een viering of installatie van een burgemeester en pastoor was bijgevolg een groot dorpsgebeuren dat samenging met een grote toeloop, straatversiering, stoeten, feestmaal en allerhande welkomstgedichten.

Op zondag 6 juli 1913 werd de nieuwe burgemeester Raoul Cotteau de Patin feestelijk ingehuldigd in Langemark. De jonge kasteelheer was toen 36 jaar oud. Het was voor het dorp een buitengewone gebeurtenis, een echt volksfeest waar eenieder met man en macht aan meewerkte. Talrijke verenigingen namen deel aan de stoet met een eigen versierde wagen. In de open koets zat de heer Trioen met hoge hoed, onderwijzer van de gemeenteschool. Achter de koets stapte de gemeentefanfare van Langemark. De dag werd afgesloten met het oplaten van een grote luchtballon, een feit dat uitvoerig beschreven werd in Het Ypersche Volk van 12 juli 1913.

Burgemeester Pauwelyn was de laatste burgemeester die in Poelkapelle feestelijk werd ingehaald. Zijn installatie had plaats op zondag 31 augustus 1947. In de namiddag trok vanuit de Statiestraat een prachtige volksstoet bestaande uit 32 wagens en groepen door de belangrijkste straten van de gemeente. Op de afbeelding zien we de groep Vrouwelijke Boerinnenjeugdbond met de ‘vier jaargetijden’. Ludieke verzen klonken door de straten van het dorp:

’t Klinkt ’t allen kante lach en zang Hoera!
Heel Poelkapell’ is op de gang, Hoera!
Nu weert zich dapper groot en kleên
Heel ’t dorp is op de beên!
Geen huis of ’t zit een vaandel uit,
En allen roepen luid:
Hoera! Hoera!, Hoera!
Heer Burgemeester, Viva!

Wijkburgemeesters

Een wijkburgemeester werd vaak tijdens een wijkkermis aangesteld. Eind jaren ‘40 werd, tijdens de Koperstraatkermis, de eerste wijkburgemeester van de Koperstraat (nu Boezingestraat) in Langemark gekozen. Het feest vond steeds plaats op Pinksteren (Sinksen). Op 24 mei 1953 werden de reuzen Pauwel en Rosalie tijdens de Koperstraatkermis ingehuldigd met een grote stoet. Op de afbeelding zien we wijkburgemeester Urbain Smagghe. De kermis werd afgesloten met de begrafenis van het hespenbeen.

In de jaren ‘60 stierf de kermis een stille dood. Enkele jaren later werd de draad opnieuw opgenomen. Momenteel is Thierry Naert de wijkburgemeester van de Koperstraat (zie afbeelding rechts).

De weefnijverheid in Langemark

Reeds in de 12de eeuw was er sprake van weefnijverheid in Langemark. Het laken had niet de kwaliteit zoals in Ieper maar was er nauwelijks van te onderscheiden. Hierdoor was het ook goedkoper. Het werd naar vele landen uitgevoerd. Vanaf het eind van de 12de eeuw worden Catalaanse kooplieden vermeld op de jaarmarkt van Langemark.

Van de 13de tot de 16de eeuw was het laken van Langemark heel bekend. Het werd verkocht tot in Nürnberg, Praag, Regensburg en Riga. Zij waren toegelaten om handel te drijven met de Duitse Hanze. Graaf Gwijde van Dampierre liet omstreeks 1296 op vraag van de talrijke wevers en zijn leenmannen, vooral de Heer Pauwels van Langemark, een lakenhalle bouwen op grond van de kerk. Hij stelde ook een marktdag in. De marktdag kwam op woensdag: een halve dag en uitsluitend voor de verkoop van lakenstof. De figuratieve kaart werd opgemaakt door Louis de Bersaque en stelt de dorpskom voor in 1631. De strook met de pastorie waar vroeger de lakenhalle stond behoorde aan de Zale van Ieper.

Sint-Paulushospitaal en Clarissenklooster

Uit een oorkonde van augustus 1255 blijkt dat Jan de Scotis, priester te Langemark, kort daarvoor in Sint-Juliaan een hospitaal wijdde aan de heilige Paulus. Deze priester is vermoedelijk afkomstig van een rijk Iepers geslacht. In augustus 1255 schonk de Scotis dit hospitaal aan de clarissen, met als voorwaarde er binnen de twee jaar een abdij te bouwen. In 1256 sticht Ermentrudis uit Keulen, die omstreeks 1250 het eerste Vlaamse Clarissenklooster te Brugge stichtte, het Clarissenklooster van Langemark onder de naam van Sint-Maria van Langemark. In 1257 vraagt ze een bul aan bij paus Alexander IV, maar in 1258 reeds worden aanstalten gemaakt om Langemark te verlaten. Iets wat in 1259 ook effectief gebeurt. Eind 1258 was Ermentrudis in het bezit gekomen van het landgoed Rosendale, geschonken door Margaretha, weduwe van Jan Boudraven, herhaaldelijk schepen te Ieper. Zij biedt grond en geld aan voor de bouw van een Clarissenabdij. Het landgoed Rosendale ligt
in Sint-Jan langs de Langemarkstraat. Over de exacte locatie tasten we in het duister.

We kunnen er van uitgaan dat Ermentrudis er in 1258 niet in geslaagd was voldoende fondsen te verzamelen voor de bouw van de abdij. Hierdoor werd niet voldaan aan de voorwaarde van Jan de Scotis. Aangezien het Iepers geslacht Boudraven wel over voldoende fondsen beschikte en dit ter beschikking wilde stellen als de abdij op Iepers grondgebied werd gebouwd, werd de stichting te Langemark in 1259 opgegeven. Dankzij de bescherming van gravin Margaretha van Constantinopel hadden de Clarissen in de 13de eeuw veel bijval. Door de bouw van de abdij in Ieper in plaats van in Langemark, wordt de invloed van Ieper op Langemark groter in het midden van de 13de eeuw.

Cinema en wasserij

In 1945 nemen Camiel Zutterman en Alice Rigole hun intrek in de Statiestraat 49, een voormalige herberg met de naam Het Vlaams Huis. De nieuwe eigenaars openden er een cinemazaal. De Cine Royal stond bekend als een “propere” cinema waar alleen stichtende films gedraaid werden. Tijdens de Statiekermis in mei en de grote kermis in september werden de rijen houten klapstoelen verwijderd en kwam er een grote dansvloer. Camiel Zutterman was ook verdeler van Artic Yscrème en toen hij later in de Vijverstraat ging wonen kon je er steevast een goeie Artic ijstaart gaan kopen die hij dan uit zijn grote diepvries ging halen. Artic Yscrème kreeg grote bekendheid met de Expo 1958. Zij lanceerden er toen de expo ijscrème, namelijk het driekleurenijsje: vanille, aardbei en chocolade.

In de jaren 1950 openden Michel Froyman en zijn echtgenote Martha Parmentier de wasserij en zelfwasserij ’t Sneeuwvlokje in de Statiestraat 53. Op zaterdag kon men er ook terecht om zich te wassen. In die tijd beschikte niemand over een bad of douche. Er waren vier ‘stortbaden’ en twee ligbaden. De brander van de wasserij zorgde voor het warme water. Tegen een zacht prijsje kon men zich eens goed schrobben.
Wasserij De Lelie in de Klerkenstraat 22 werd uitgebaat door de familie Deforche. De vuile was werd aan huis opgehaald en gewassen en gestreken terugbezorgd. Men kon er ook terecht om zijn linnen te laten wassen terwijl men ter plaatse wachtte.

Fotogalerij erfgoedhalte Langemark - Gemeentehuis