Erfgoedhalte Bikschote

Ontstaan Bikschote en Molenhoek

Bikschote wordt voor het eerst vermeld als Beckescothe in 1216. De oorsprong van de dorpsnaam gaat terug op het Germaanse bika (spits) en skauta (beboste hoek zandgrond in moerassig terrein). Anderen beweren dan weer dat bik beek betekent en schote een houten beschutting is waarmee landerijen van elkaar werden afgescheiden. Op het wapenschild van Bikschote, te zien in een glasraam in de Sint-Andreaskerk, staat alvast een beek.

In 1635 werd voor het eerst een banmolen opgericht in Bikschote. Die is al te zien op de kaart van Antonius Sanderus in 1641. Sanderus noemt hem “Bixscote molen”. Een banmolen was een molen waar men verplicht was het graan te laten malen. De plaatselijke heer, een telg van de adellijke familie Cousy, bezat de molen en kon aldus bij elke maalbeurt een tiende deel van het meel als belasting innen. Op de kaart van Ferraris (eind 18e eeuw) is te zien dat de molen vrij geïsoleerd in het landschap stond. Wellicht was het een belangrijk herkenningspunt.

Ook vandaag wijzen in Langemark-Poelkapelle heel wat straatnamen naar (al dan niet) verdwenen molens: denk maar aan de Eeckhoutmolenstraat in Langemark, de Lange Molenstraat en de Wallemolenstraat in Poelkapelle en de Molenstraat in Bikschote.

Van Koornwindmolen tot Beeuwsaertmolen

De molen van Bikschote veranderde in de loop der tijd regelmatig van naam. In de 19e eeuw was ze eigendom van de familie Ghyselen. Toen ze in 1884 verkocht werd aan Prosper Beeuwsaert heette ze nog Koornwindmolen. In de notariële aankoopakte wordt ze beschreven als “een schoonen welgekalanten Koornwindmolen met roskot, woonhuis, schuur en stallingen”. Al snel werd ze bekend met de naam van de nieuwe eigenaar: Beeuwsaertmolen. Toen Prosper Beeuwsaert in 1906 al op 45-jarige leeftijd overleed, baatte zijn weduwe Helena Coene de molen verder uit. Maar wanneer de Eerste Wereldoorlog onze streek bereikt, is het snel gedaan met malen: de molen werkt voor het laatst op 19 oktober 1914 en staat dan verlaten in het oorlogslandschap. De Franse troepen duiden de molen aan als “Moulin Bleu”. Later zal de naam “Blauwe Molen” nog regelmatig opduiken. De molen wordt volledig verwoest door beschietingen en een brand tijdens de gasaanval van 22 april 1915.

Vlak bij de molen, ook te zien op de foto, lag café “De Molenhoek”. Tijdens de kermisweek in Bikschote was er in het café een grote prijskaarting. Het café was toen te klein voor alle deelnemers, dat er tafels en stoelen van andere cafés overgebracht werden. De uitbaters waren Michel Deman en Elvire Vantomme. Michel was naast cafébaas ook boer. In de jaren ‘60 stopten ze met hun café. Het café werd verkocht, nu is het een woonhuis. In de gevel is nog steeds de omkadering te zien waar de cafénaam vroeger stond.

Wederopbouw

Lucien Beeuwsaert, zoon van Prosper, wil in de jaren ’20 de molen terug opbouwen. De deputatie van de Provincie West-Vlaanderen verleent zijn moeder, de weduwe Beeuwsaert-Coene hiervoor de toestemming. Er zijn echter voorwaarden aan verbonden: langs de kanten waar gevaar zou kunnen bestaan, dat iemand daar (sic) de molenwieken zou kunnen gevat worden zullen stevige kloeke en hooge beschuttingen geplaatst worden. In den molen is het strengt verboden te rooken of brandende voorwerpen binnen te brengen. Lucien koopt 2 andere molens op en herbruikt onderdelen daarvan voor zijn eigen molen: de buitenkant wordt gerecupereerd van de Leenhoudersmolen in Roesbrugge, terwijl het binnenwerk afkomstig is van de Blanckaertmolen in Leisele. En zo krijgt Bikschote een nieuw gepuzzelde molen. Op 25 februari 1922 wordt de nieuwe Beeuwsaert-windmolen ingewijd. Lucien moderniseert de molen verder in de loop der jaren. Hij bouwt o.a. in het bijhorende gebouw een mechanische maalderij uit. In 1958 wordt de molen zelfs als monument beschermd, wat de eigenaar financiële steun oplevert bij uitgebreide aanpassingswerken in de jaren ’60. De 2 zoons van Lucien, Joseph en Firmin zetten het werk van hun vader verder, tot het noodlot toeslaat in de nacht van 2 op 3 januari 1976. De molen overleeft de stormnacht niet: een gebroken askop, afgerukte wielen en een scheefhangende molenas zijn het trieste resultaat. Na heel wat strubbelingen kan de gemeente Langemark-Poelkapelle in 1999 de Beeuwsaertmolen aankopen. De weg naar een molenrestauratie ligt nu open.

De stoomtram

Voor de staatsspoorweg in België was het onmogelijk om alle dorpen te bedienen in haar spoorwegnetwerk. In 1884 werd daarom de Nationale Maatschappij voor Buurtspoorwegen opgericht. Voor deze buurtspoorwegen dienden de gemeenten 25% van de kosten te betalen, waarna de provincie 25% toevoegde en de Belgische staat de resterende 50% voor haar rekening naam. Op 25 september 1906 werd de tramlijn nr. 107 van de Buurtspoorwegen geopend. Die liep van Diksmuide over Woumen, Merkem,Bikschote en Elverdinge naar Ieper. In Bikschote was ter hoogte van ’t Smiske een halte. De gemeente Bikschote had hiervoor 23 aandelen van 1000 frank voor haar rekening genomen. In 1913-1914 kreeg Bikschote er een tweede tramlijn bij die naar Langemark en Roeselare liep. Die werd echter nooit gebruikt, aangezien de Westhoek toen andere prioriteiten had met de komst van de Eerste Wereldoorlog. Tramlijn 107 werd na de oorlog hersteld, maar de lijn richting Roeselare werd telkens op de lange baan geschoven. Uiteindelijk werden die plannen definitief opgeborgen.

Werk van de akker

Bikschote was en is een landbouwdorp. In 1947 werkte zo’n 40% van de actieve bevolking in de land- en bosbouw. De regio van Bikschote – Noordschote – Merkem had ideale landbouwgrond voor de aardappelkweek: poldergrond. Meer naar het oosten toe, richting Langemark was de grond daarvoor al minder geschikt.

De vereniging “het werk van de akker” keurt hier in de jaren ’50 na de oogst de aardappels. “Het werk van de akker” gaf haar leden tips voor de aanleg en het onderhoud van hun groentetuin. Ze kocht gezamenlijk hovenierszaad op, zorgde voor cursussen en lezingen en ondersteunde aldus amateur- of kleine groentekwekers. Op de bordjes staan de namen van de kunstmeststoffen die gebruikt werden: superphosphaat, chloorpotasch en sodanitraat van Chili. De oogst bleek afhankelijk van de combinatie aan meststoffen die gebruikt werd. “Het werk van de akker” bestaat nu niet meer, maar ging op in de overkoepelende vzw Volkstuin – Het werk van de akker. Die vzw verenigt de volkse tuinliefhebbers, het landbouwaspect is er verdwenen. In Bikschote is er geen afdeling van de vereniging meer aanwezig. In Poelkapelle is dit wel nog het geval.

Kermis

De kermis van Bikschote vond vroeger steeds plaats rond de laatste zondag van augustus. De feestelijkheden begonnen op zaterdag en liepen tot de volgende donderdag. Op de platse rond de kerk stonden kermiskramen zoals een smyttekot, spekkekraam en een paardenmolen. Je kon er stokvis en frietjes kopen. Op een affiche uit 1930 is te lezen dat er 150 frank aan prijzengeld te verdienen is met de velokoers. Er was ook een prijsbolling, volksvermaak en een geitenprijskamp. Op ’t gehucht ’t Smiske kon je ook aan de wedstrijd velorijden om ter traagst meedoen. Deze winnaar van de kermiskoers in 1948 was wel degelijk de snelste.

Bikschotenaars vertellen vaak over het bal in de grote tent bij café de Kroon. Dat was dé kans voor de jongelui in Bikschote om ‘een stapje in de wereld te zetten’.

Fotogalerij erfgoedhalte Bikschote